Stichting Doornik Natuurakkers | De Pas 4 | 6681 KC Bemmel | 06 5066 7900 | l.dolmans@wxs.nl | www.doorniknatuurakkers.nl
KvK 09215518 | ©2018 stichting Doornik Natuurakkers | ontwerp mwfy beeld&taal | realisatie Het Wep
Foto boven: We telen oude graansoorten. Van hun schoonheid zijn we gaan houden. Hier wordt een kritische blik geworpen op de Sint-jansrogge, die meer dat 2 meter hoog kan worden.
Onze natuurakkers maken deel uit van Park Lingezegen, een landschapspark tussen Arnhem en Nijmegen.
Ze liggen op een terrein van ongeveer 32 hectares dat als volgt is ingericht:
Wij boeren biologisch-dynamisch. Met het hoofd en het hart en in harmonie met de natuur proberen wij onze bijdrage te leveren aan gezonde levensmiddelen. We betrekken daar doelbewust onze omgeving bij, kinderen en volwassenen. Dat gebeurt in de vorm van excursies en natuureducatie, oogstfeestjes of heggenvlechtevenementen. Elk jaar proberen we weer een beetje wijzer te worden. Vrienden, collega’s, studenten en onderzoekers, velen helpen ons daarbij.
Al snel zijn wij oude graanrassen gaan telen, zoals emmer, spelt en Sint-jansrogge. De schoonheid van dit soort gewassen leidde tot zoektochten naar zeldzame rassen, zoals Gelderse en Limburgse Risweit en Wilhelminatarwe en Goldblume.
Wilhelminatarwe
Limburgse Risweit
Goldblume
Van de Limburgse Risweit kregen we 12 zaadjes, van de Gelderse Risweit 100. Intussen hebben we deze rassen voldoende oogst om er brood van te laten bakken.
Wilhelminatarwe werd in de eerste helft van de 20ste eeuw in ons land op grote schaal geteeld. Maar geen enkel ras hield het lang vol, telkens kwamen er nieuwe, met meer opbrengsten en minder vatbaarheid voor ziekten, hoopte men.
Dit jaar doen we samen met het Louis Bolkinstituut een proef met veertig verschillende rassen, waarvan een derde bestaat uit emmer en een derde uit eenkoren. Het onderzoek zal zich richten op de voedingswaarde van deze rassen. Eenkoren werd een kleine 10.000 jaar geleden in Mesopotamië geteeld en staat bekend als het oudste graanras.
Van het begin af aan hebben we voor onze randen diverse zadenmengsels gebruikt. We streven naar verscheidenheid en we experimenteren met beheer.
Elk voorjaar weer zijn hier massaal de margrieten aanwezig. We hoeven daar niets aan te doen.
We zagen de randen van jaar tot jaar veranderen. We ontdekten wat er gebeurt bij “niets doen” en wat bij “maaien en afvoeren”. Dat laatste hebben we vervolgens steeds meer achterwege gelaten. We leerden dat je ook mengsels kunt zaaien die snel distels verdringen of dat randen bij “niets doen” jarenlang prachtige bloei te zien geven. We deden interessante onderzoekjes naar insecten. En we konden vaststellen welke planten pas opnieuw de kop op gaan steken wanneer je de grond een beetje loswoelt.
De randen zijn een lust voor onze zintuigen, maar minsten zo belangrijk is hun betekenis voor de ecologische rijkdom van ons gebied. Van bijzonder belang vinden we ze vanwege de insecten die ze herbergen, want die bepalen in belangrijke mate de rijkdom aan vogels. In de tweede plaats garanderen de randen de aanwezigheid van voldoende natuurlijke vijanden voor de plaaginsecten van onze gewassen, zodat de akkers gezond en exploitabel blijven. Dat krijgen we allemaal gratis van de natuur.
In de mengsels die we zaaien zitten honderden verschillende planten, die zeker niet allemaal ontkiemen en waarvan een gedeelte zich na een jaar niet meer laten zien. Dat was bijvoorbeeld het geval bij een wilde ridderspoor..
Wilde ridderspoor
Na de aanleg van een fietspad zagen wij de zeldzame ridderspoor in 2014 weer even in vrij grote aantallen terug. Net zoals de kaardenbol lijkt deze plant beroering van de bodem nodig te hebben. Dat geldt niet of in veel mindere mate voor margrieten, wilde peen, klavers en weegbree. Deze laatste vier bleken overigens op verschillende plaatsen binnen een jaar de akkerdistel de baas te zijn. Daar waren we wel blij mee, want de kritiek op het ongemoeid laten van onze distels was niet mals.
Wilde peen
Kaardebol
Echt fantastisch zijn onze kaardenbollen. Dat vinden ook de putters, die zich vanaf oktober tot in het voorjaar aan hun zaden te goed doen. Soms in groepen tot wel 200, wat prachtige taferelen oplevert.
Heggen hebben talrijke functies. Voor de vogels bieden ze schuil- en nestgelegenheid, maar vormen ook een onmisbare voedselbron. Tijdens het broedseizoen leveren ze insecten en daarna komen de bessen, die tot diep in de winter beschikbaar blijven. Heggen leveren tevens een positieve bijdrage aan de bodemkwaliteit, het bodemleven en de watervoorziening. Dat wordt nog veel te weinig onderkend.
Sleedoorns bloeien vroeg in het voorjaar en zijn daardoor heel belangrijk voor bijen.
We hebben oude en jonge heggen, meidoornheggen en gemengde heggen. Door zo veel mogelijk te variëren in soorten verhogen we de biodiversiteit. Belangrijk is ook de bloei zo veel mogelijk te spreiden, vooral voor de bijen.
We variëren ook in beheer. Op sommige plekken krijgt de heg volledig de ruimte om door te groeien. Dat leidt tot prachtige struwelen. Elders is regelmatig knippen functioneel. Als heggen aan de onderkant te kaal beginnen te worden, lossen we dat op door ze te vlechten. Soms laten in heggen boomvorming toe. In onze heggen staan ook wilde appels, wilde peren en mispels.
Heggenvlechten is een ambacht. Wij leerden het in Engeland, waar nog een groot aantal professionele vlechters actief is. Een aantal Nederlandse pioniers heeft ten overstaan van enkele Engelse kampioenen een proeve van bekwaamheid afgelegd, waarmee het Nederlands Gilde van Heggenvlechters tot stand kwam. Dat gebeurde in 2011 op onze akkers.
Deze heg is gevlochten in februari 2011.
Dit is dezelfde heg in september 2013, na knipbeurt.
Het heggenvlechten is intussen op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed Nederland geplaatst. Op onze akkers kunt u elke winter een of meer vlechters aan het werk zien. Er worden ook vlechtcursussen georganiseerd. Kijk hiervoor op www.hegenlandschap.nl.